Een romantisch orgel in de Tabernakel
AlgemeenRIJSSEN - En dan ruist opeens de romantisch Psalm 84 door de kerkzaal. Een koraalbewerking van Jan Zwart.
Otto Zwolsman speelt het voorspel, het canonische vervolg, daarna gedragen het koraal en daarna het naspel. Het orgel leent zich er uitstekend voor, het is dan ook gebouwd in een periode dat die romantiek volop heerste. Het Euler-orgel stamt uit Seesen uit de Lutherse Andreaskirche in de Harz, van 1866, maar er was toen al gebruik gemaakt van materialen uit de periode 1700-1750.
Regelmatig was er aan dat orgel geknutseld. In 1966 werd het gereviseerd, al te romantische registers werden vervangen wegens de heersende neo-barokke mode, wat in 1986 weer teruggedraaid werd door de fa. Fischer en Krämer. Ook weer volgens de nieuwste inzichten, het mocht wel wat minder scherp. Het kwam te koop, maar zonder orgelkas en vier 18e-eeuwse registers. Geknipt voor de Tabernakel! Vraagprijs € 40.000, het werd € 20.250.
Dan volgt de Rijssense aanpak: gratis transport regelen, vrijwilligers zorgen voor afbraak en wederopbouw en het bouwen van een nieuwe orgelkas; en de orgelbouwer Ide Boogaard is lid van deze gemeente en heeft vakkundige wanten aan zijn handen: hij denkt en construeert mee. Er zijn nog twee oude registers uit het eerste orgel in de Noorderkerk van de firma Koppejan: een Viola di Gamba 8’; de Roerfluit 4’ werd omgetoverd tot een achtvoets register. De VOGG adviseerde mee, het orgel werd een kwartslag gedraaid, het werd vanuit de zijkant bespeeld (insiders noemen het dan een ‘bakfietsorgel’).
In 2003 werd het officieel in gebruik genomen. Voor verdere data: zie internet. Gezegde Otto Zwolsman (*1962) kwam over uit het morgenland en werd benoemd tot een van de organisten. Hij kreeg les van de Enterse örgelköster, een broer van de Rijssense örgelköster Averesch. Later ook van Arie Kortleven. Het begon zoals bij velen: op een eenvoudig trap-harmonium. Hij werd organist in de Enterse Gereformeerde Gemeente, ging in Rijssen wonen en geeft wiskundeles op de S.G. Jacobus Fruytier. Zo’n koraalbewerking van Jan Zwart vraagt om een keus uit de registers. Links zit een rij met 16 knoppen, rechts idem en bij de rechtervoet zijn drie pedalen, om klavieren en pedaal te kunnen koppelen.
Van het nevenwerk is de keus dan: Holpijp 8’, Viola di Gamba 8’, Roerfluit 4’en Nasard 3’, de tremulant kan ‘slow’ en ‘fast’, maar staat op langzaam.
Dat levert de ‘achtergrondmuziek’ op, gespeeld op het nevenklavier, en het hoofdklavier zorgt voor de toonaangevende melodie met de registers van het linker rijtje: Prestant 8’, Roerfluit 8’, Cornet V diskant, en het meest rechtse pedaal dat het Nevenwerk aan het hoofdwerk koppelt. Het ‘volle werk’ kan de stevig meezingende gemeente moeiteloos aan. Mooi man!
Gerrit Kraa