Afbeelding
Foto:

Weidevogelstand nog
onder druk in Overijssel

TWENTE - Wie eens goed zijn ogen en oren de kost geeft in de Overijsselse buitengebieden kan het best opgevallen zijn: er zijn tegenwoordig helaas minder vogels te vinden. Bepaalde soorten beginnen een zeldzaamheid te worden; onder meer door veranderingen in landbouw, decennia oprukkende bebouwing en andere factoren.

Diverse soorten doen het best goed in onze provincie. Zoals de Tureluur, graspieper en gele kwikstaart weten zich in Overijssel goed te handhaven in het boerenland. Met name aan de randen van graslandpercelen en op akkers treffen we ze vaak aan. Daarentegen hebben de Wulp, kievit, grutto en scholekster het beduidend moeilijker. De stand van grutto en kievit daalt nog steeds; ondanks menselijke interventies. Wulp en scholekster vertonen een licht herstel na jarenlange afname. Van de aantallen Overijsselse weidevogels uit 1994 (het eerste jaar van het meetnet) is nog maar 61 procent over.

Rol van de boer
Agrariƫrs spelen een belangrijke rol in het in stand houden van de vogelpopulaties. Zo krijgen boeren een vergoeding van de Provincie Overijssel om hun percelen later te maaien wanneer er broedende weidevogels zitten. Door pas na 1 juni te maaien krijgen vogels voldoende rust om hun jongen groot te brengen. Zeker voor de grutto en tureluur kwamen hierdoor weer terug. Deze overeenkomsten werken zeer goed wanneer dit over een groter gebied loopt. Sinds 2010 zijn ook de agrarische natuurverenigingen verantwoordelijk.

Vergoeding
Agrariƫrs krijgen een vergoeding van de provincie voor het later maaien van percelen met broedende weidevogels, bijvoorbeeld voor maaien na 1 juni. In deze percelen komen meer grutto's en tureluurs voor dan in gebieden zonder deze overeenkomsten. Deze overeenkomsten leveren het meeste op als ze worden gesloten voor grote aaneengesloten gebieden. Vanaf 2010 zijn de agrarische natuurverenigingen verantwoordelijk voor de uitvoering van het weidevogelbeleid voor gebieden met relatief veel weidevogels.