Afbeelding
Foto: Rita Voortman-Broos

Grootmoeder

Mijn oma is al vele jaren in de hemel, maar ook toen ze nog onder ons woonde, was ze al een engel voor mij. Met haar witte haren opgestoken in een losse knot, leek ze nog het meeste op de goede fee uit het sprookje van Assepoester.

Zes jaar was ik toen ik aan de arm van mijn lichtelijk hysterische moeder oma's deel werd opgetrokken; 'Moeder, scheer haar maar kaal, ze zit onder de luizen!' Ik voelde het inderdaad tot op mijn rug kriebelen, maar alleen al de gedachte aan een schaar in mijn lange haar bracht mij tot ver over de rand van tranen. Oma duwde mama de deur uit, suste mijn verdriet en vertelde prachtige verhalen over vroeger, terwijl ze urenlang met een klein ijzeren kammetje en petroleum de luizen uit mijn haren kamde. Zij kon dat pijnloos.

Ik was een tiener toen ik iedere dag na schooltijd bij mijn oma kwam om mijn verhaal te doen aan de keukentafel waar zo'n zacht geknoopt tafelkleed op lag. Altijd stond er thee, een lekker bord eten, of een nog warme cake klaar.

Oma's naam staat niet in de geschiedenisboeken, oma heeft nooit een carrie`re gemaakt. Oma heeft tijdens haar leven twee jonge kinderen verloren en is halverwege haar dertigste weduwe geworden. Haar hele leven telde oma haar zegeningen om deze vervolgens weer door te geven. Een luisterend oor en iets warms om te eten en te drinken. Oma moest op haar twaalfde van school, maar van niemand heb ik zoveel geleerd dan van haar.