Afbeelding
Foto:

Miep de Vries (94)

Oorlogsverhaal van donderdag 25 januari 1945 Rotterdam Overschie. Het is koud die morgen zeker min 10 graden Celsius. Broer Jan blijft in bed en heeft geen trek om ons uit te zwaaien. Maar wij gedreven door honger, de wanhoop nabij hebben met instemming van vader en moeder besloten om het aanbod van de familie in Twente aan te nemen. Het is meer dan 240 kilometer te gaan, heeft broer Toon uitgerekend.

Mijn zusje Loes, 17 jaar, mijn oudste zus Lia, 24 jaar, en ik, Miep 19 jaar, gaan met twee fietsen op weg naar Oldenzaal, waar de familie woont die ons heeft uitgenodigd om te komen logeren. Twee oude fietsen met harde banden voor en zachte banden achter. Voorbanden die gemaakt waren van repen rubber gesneden uit oude autobanden en met ijzerdraad aaneen gemaakt. Mijn jongste zusje Loes was luid in de weer bij het afscheid nemen, broer Toon stelde haar en ons gerust. Hij had ook wel willen gaan maar jonge mannen werden in Rotterdam en Overschie opgepakt en afgevoerd naar Duitsland dus bleef hij schuilen.

Het was een zeer strenge winter –10 graden Celsius en niemand wist hoe deze onderneming zou gaan aflopen. We hadden wat geld mee gekregen, een potje met kapucijners, en een aanbevelingsbrief van de pastoor, die we indien nodig konden tonen wanneer we gingen vragen om ergens te mogen overnachten. Mijn oudste zus Lia nam de leiding en achterop bij haar zat mijn jongste zusje Loes. Op de bagagedrager van mijn fiets was de koffer met kleding en ondergoed bevestigd. We namen afscheid en we realiseerden ons toen niet wat er allemaal op ons pad zou komen. Broer Toon nam samen met vader en moeder afscheid.

De besprekingen die vooraf thuis waren gevoerd hadden ons doen inzien dat we richting Utrecht zouden moeten gaan. Naast het potje kapucijners had vader ons uit de drogisterijwinkel artikelen meegegeven die we eventueel konden ruilen onderweg.

Het was volop winter het sneeuwde en op veel plekken was de sneeuw hoog opgewaaid, zodat we niet konden fietsen, maar moesten lopen door het bandenspoor van legervoertuigen. Onze opdracht was voedsel halen uit Twente en eventueel blijven logeren in Oldenzaal bij familie.

Veel mensen waren onderweg met kinderwagens en trekkarren beladen met goederen, ze waren op weg naar het Noorden wij gingen naar het Oosten. Barbaars koud was het, zus Lia had een broek van Toon aangetrokken, maar Loes en ik hadden blote benen. We waren dan ook niet afdoende gekleed om de ijzige kou te doorstaan. Nu ik je dit vertel voel ik nog steeds de kou in mijn oude botten.

We gingen op weg naar Gouda om, zoals was gepland, te gaan overnachten in Utrecht bij een bevriende familie. Hier werden we hartelijk onthaald en konden we bijkomen van de kou. Lepeltje aan lepeltje zonder te wassen vielen wij in slaap. Hoe zou het thuis zijn, was de vraag de andere morgen.

Overschie vrijdag 26 januari 1945. Broer Jan schrijft in zijn dagboek:
Het vriest dat het kraakt. Vorst, reuze koud, sneeuw.
Het broodrantsoen is verlaagd tot 500 gram. Geen vleesbon.
We zitten thuis aan het kleine tafeltje met tochtdekens om de voeten.

Vrijdag 26 januari Utrecht.
We namen afscheid van de bevriende familie. Gezicht gewassen, op weg naar de volgende overnachting plaats. Oldenzaal is het einddoel.

Wordt vervolgd