Afbeelding

De bijzondere historie van Rijssen: Handel

RIJSSEN - De mensen in Rijssen zitten tussen twee handelscentra in: Deventer en Oldenzaal. De markten van die twee steden zijn al in de elfde eeuw bekend.

De bedrijvigheid van de Rijssenaren speelt zich af, sinds de omwalling uit de dertiende eeuw, binnen die wallen. Binnen de stad wordt boerderij naast boerderij gebouwd. De boer trekt naar buiten, naar de eslanden, om er vlas of gerst te zaaien, wintertarwe of haver te oogsten, om er erwten of bonen te drogen eer ze gedopt worden. Wanneer de drukte op het land wat voorbij is, wacht nog het werk met de schapen en bijenteelt. Voor het laatste lenen zich de uitgestrekte heidevelden en veengebieden uitstekend. Uiteraard ontbreken de kippen en ganzen niet bij de boerenerven.

Verhandelen producten
In het begin van de zeventiende eeuw vinden we voor het eerst iets over de verdienste die gekoppeld is aan het verhandelen van producten. Het baggeren in de modder is een nieuwe vorm van nijverheid, die alleen wat oplevert wanneer men bereid is er veel uren aan te besteden. En daar is men wel toe bereid. De classis waarschuwt de kerk van Rijssen dan ook dat "die van Rijssen" op zondagmorgen geen turf mogen steken. Wat men op die middag doet moet men zelf weten. Er was vroeger alleen in de morgenuren een kerkdienst. Kennelijk tilt men er niet zo zwaar aan en hecht men in Rijssen meer waarde aan voldoende turf. De schoorsteen moet tenslotte kunnen roken!

Turfdieven
In het jaar 1776 krijgt de drost van Twente Graaf Von Heiden Hompesch tot Ootmarsem problemen met turfdieven. De klachten van deze mensen bereiken hem van alle kanten. Deels gaat dat over vreemden, maar deels ook van mensen uit een ander drostambt, die de veengronden van de stad Rijssen moedwillig vernielen door bij dagen en bij nachten de bovenste laag turf in brand te steken en die op clandestiene wijze met wagens en kruiwagens in de daarnaast aangrenzende oever af voeren. Het gaat de Rijssense bevolking te ver. Men dreigt zo een bestaansmogelijkheid te verliezen. Om paal en perk te stellen aan deze dieverij wordt vastgesteld dat tussen de Lichtenberg en de Keizersweerd, en vandaar naar de Borkeld tot aan het grondgebied van de Marke Elsen niemand turf mag steken, veen mag roven of afgraven. Dat alles op een boete van vijftig goudguldens. De straf die in het vooruitzicht wordt gesteld is niet gering. Maar er staat dan ook veel op het spel, want turf maakte een groot deel uit van de stedelijke economie. In een volgende editie lezen we hoe de drost van Twente op 5 juni 1763 een resolutie uitvaardigt om de uitvoer van turf naar andere plaatsen buiten de stad te verbieden.
Dick Tukkers