Afbeelding
Foto:

De bijzondere historie van Rijssen: In het veen kijkt men niet op een turfje

RIJSSEN - Dit gezegde ging in de 18e eeuw echter niet op voor de inwoners en het stadsbestuur van de gemeente Rijssen. De Rijssenaren lagen zo’n 200 jaar terug regelmatig overhoop met de Holtenaren, die turf staken op de Borkeld, dat bij Rijssen hoorde.

Al in de 17e eeuw is er sprake van turfwinning door de Rijssenaren. De classis waarschuwde indertijd ‘dat die van Rijssen’ op zondagmorgen geen turf mochten steken. Dan waren er kerkdiensten. Hoe belangrijk turf in die tijd was, blijkt uit de bepaling van de stadsrechten. Men wist natuurlijk dat het turf steken niet tot in lengte van dagen door kon gaan. Daarom was Rijssen erg zuinig op zijn turfvelden. De burger mocht in het Rijssense veen niet meer turfkuilen hebben dan hij nodig had om in zijn eigen behoefte te voorzien. Niet ingezetenen mochten geen turf graven in het Rijssense territorium. Wie een vreemdeling toch toestond om turf te steken, kon rekenen op een fikse geldboete. Veel Holtenaren trokken zich van het gebod weinig of niets aan. Ze baggerden gewoon door in de modder van de Rijssense Borkeld om zoveel mogelijk turf op te slaan voor de koude wintermaanden. Maar in de zomer van 1776 besloot het Rijssense stadsbestuur alle turven te vernietigen die door de Holtenaren waren gestoken. Dit besluit werd ook in de omliggende dorpen in de kerken bekend gemaakt. Burgemeester Jan Schuitert van Holten en de weduwe Struik tekenden protest aan. Schuitert en Struik waren slechts twee van de vele Holtenaren die het verbod van het Rijssense stadsbestuur naast zich hadden neergelegd. Andries Rietberg, de stadsdiender, kreeg van de Holtense burgemeester een briefje waarin hij vroeg de turf niet kapot te slaan en hij bood aan dat hij er wel voor wilde betalen. Zijn Rijssense ambtsgenoten waren echter onverbiddelijk. Wie clandestien turf steekt zal dat merken, zelfs als je burgemeester van Holten bent. Na vernietiging van de turf bemoeide zelfs de landdrost van Twente zich er mee. Hij wilde weten waar de magistraat het recht vandaan haalde om de turf van Schuitert en de weduwe Struik te vernietigen. De landdrost kreeg een keurig briefje terug waarin stond dat de stad Rijssen zich niet kon veroorloven om Holtenaren stiekem turf te laten steken op Rijssens grondgebied. De drost van Twente, graaf Hompesch tot Oortmarsem kreeg het dat jaar ook al te kwaad met turfdieven. Inwoners van andere drostambten trokken naar de veengronden van Rijssen en richtten vernielingen aan. Turf die lag te drogen werd moedwillig in brand gestoken of meegenomen. De Rijssense bevolking dreigde zo een bestaansmogelijkheid te verliezen. Daarom greep de drost drastisch in. Niemand mocht zonder toestemming turf steken, afgraven of roven in het veengebied van Rijssen. Wie betrapt werd, kreeg een boete van 50 goudguldens.
Dick Tukkers