Afbeelding
Foto: rita voortman photography

Cirkel

‘Meis, het gaat niet lekker hoor, ik kan steeds slechter lopen', zegt mijn vader wanneer ik zijn huisje binnen loop om hem op te halen voor een bezoek aan de tandtechnicus. Ik vertel hem niet dat ik eigenlijk lopend met hem naar zijn afspraak wilde gaan. Het is niet ver en met de rollator goed te doen, maar die maanden thuis zitten uit angst ergens het Virus op te lopen heeft zijn conditie blijkbaar geen goed gedaan. ‘Straks, als het mooier weer is, en de regels zijn versoepeld, gaan we weer oefenen met wandelen, papa.' Haast onzichtbaar schudt hij zijn hoofd. ‘Nee meis, het zit in mijn kop.'
Loua ligt in de box. Haar pruttelen gaat over in een voorzichtig gemopper. Ze jammert een beetje, omdat aapje net buiten bereik van haar handje is. Terwijl ik verder ga met mijn bezigheden zie ik vanuit mijn ooghoeken hoe ze steeds verder rekt en strekt. Haar beentjes naar achteren, een holle kromming in haar rug, haar armpjes schuin naar voren. Ik laat de vaatwasser voor wat het is. Vanaf een afstand kijk ik toe hoe ze de draai naar haar buik maakt. Een grote lach op haar gezichtje, aapje triomfantelijk in haar handje.
Twee dagen heeft hij niet gegeten, mijn vader, omdat zijn gebitsprothese te pijnlijk zat om mee te kauwen. Hij wilde ons er niet mee lastig vallen. Hij wil niet steeds geconfronteerd worden met alles wat hij niet meer zelf kan. Bij de tandtechnicus moeten we even wachten, maar dat geeft niet, want mijn vader heeft geen haast meer.
Weken lang was Loua hangerig. Rode wangen en een dikke bobbel op haar onderkaakje. Het is wachten op de eerste tandjes. Ik wrijf haar speentje heen en weer over de bobbels. Ze begint te lachen, pakt het speentje vast en beweegt de speen zelf ook heen en weer in haar mondje. Op een dag voelen we een puntje, enkele dagen later is er een wit tandje zichtbaar. De tweede volgt al snel. Loua is de pijn vergeten. Loua leeft in vandaag.