Afbeelding
Foto: Shutterstock

Mijn vader vertelde over de oorlog in Denekamp

Vroeg in de morgen, de nevel lag over de velden, het zou een mooie dag worden, het was oktober 1944 ergens op een vliegveld in Engeland. Jack Coll zou die dag met zijn vier vrienden vliegers een vlucht naar het Roergebied in Duitsland maken.

Engeland had geheel de overmacht in de lucht, maar de Duitsers hadden een geweldig goed afweergeschut. Ze moesten Duitsland op de knieƫn krijgen en dat zou ook gebeuren. In Rusland kregen ze geweldige klappen en hun legers waren op de terugweg. De geallieerden waren in Frankrijk geland, en die schoten mooi op. In grote steden zoals Hamburg, Bremen en in het Roergebied stond geen steen meer overeind, en nog gaf Adolf niet op. Jack was nu opgestegen met zijn vrienden, ja vrienden waren het. Ze deelden in diezelfde barak geluk en verdriet op een vliegveld dichtbij Londen.

De motoren van de Spitfires zongen hun lied, onder hen was de Noordzee. Ze moesten bij Hoek van Holland, Nederland binnen vliegen. Ze waren nu op grote hoogte, dan konden ze beter hun kaarten vergelijken met het landschap, het zicht was geweldig, je kon elk riviertje en waterweg zien liggen. Maar ja, de Duitsers zagen je ook en ze hoorden de motoren brommen. Jack had er moeite mee om over land te vliegen, hij vloog liever op Hamburg, dan gingen ze over het IJsselmeer daar was geen afweergeschut. Vlieg verder uit elkaar! Riep Jack over de radio, want je bent nu voor de mensen onder ons een mooi doelwit. De vlucht verliep voorspoedig, niets bijzonders, ze gingen met een grote boog terug naar huis, maar toen sloeg het noodlot toe. Jack voelde een geweldige schok en hij keek naar links, een derde van zijn wing (vleugel) was weg. De benzine liep uit zijn tanks, hij was geraakt, het was niet te doen, zijn Spitfire was onbestuurbaar. Hij gaf zijn bevindingen door aan zijn vrienden, ga uit elkaar en zo snel mogelijk terug naar Engeland. Ik zal me wel redden, god zij met ons. Tot weerzien in een bevrijd Europa. Met een geweldige plof viel Jack met zijn parachute in een dennenbos, Jack rolde de parachute snel op en verstopte hem onder bladeren en zand. Zijn vliegtuig kon wel vijf kilometers door zijn gevlogen voordat die was neergestort, de Duitsers zouden hem wel zoeken in de buurt van het vliegtuig. Jack verborg zich in een greppel en trok wat takken over zich heen en wachtte op het donker. Volgens zijn laatste berekening moest hij nog in Duitsland zijn in het hol van de leeuw, dus niet zo best. De zon ging onder, dus daar was het westen. Hij moest die kant op naar Holland, die zouden hem wel helpen. Die nacht liep hij zo ver mogelijk en verborg zich bij licht in een bouwvallige schuur die tegen een boskant stond. Vanavond zou hij wel verder lopen in de richting van de ondergaande zon. De volgende nacht liep hij door de bossen en kwam bij een soort verkeersbord, waarop stond: Nordhorn 5 km. Twee dagen later. Jack voelde zich ziek en was erg verkouden. Hij moest hoesten en een honger dat hij had! Hij had al rauwe aardappels gegeten. Hij was nog op dezelfde plaats, hij had geheel geen fut meer. Dan moesten ze hem maar pakken, zo kon het niet langer. Plotseling hoorde Jack een stem, die zei: "Tommy kom eens hier." Zouden dat vrienden of vijanden zijn? Hij stond in twijfel. "Good peoples", zei de stem. Zo werd Jack Coll gevonden door mensen van de verzetsgroep, die waren gewaarschuwd door een boer, die het hoesten had gehoord. Een Duitser die aan de goede kant stond en ook Hollandse onderduikers in zijn huis had. De tocht ging via een zandpad lopend naar Denekamp, waar hij werd opgevangen bij mensen, een jong echtpaar met een kleine jongen die in een oud huis woonde, met een slachthuis naast de woning. Daarin werd Jack verborgen. Jack voelde zich weer de oude, maar hij was uitgeschakeld. Zijn kameraden vlogen hoog boven hem. Hij zag ze af en toe als stipjes aan de hemel als hij 's avonds een luchtje buiten schepte. Ze hadden de afspraak met Johan (zo hadden ze hem nu genoemd) dat als er een schort aan de waslijn hing, dan was het veilig. Dagen gingen voorbij. 's Avonds in het donker onder begeleiding van de bakker, die tegenover hen woonde, ging Johan wandelen op een kerkpad dat achter de oude huizen langs liep van de kerk tot de aanplakpaal aan de straat. De kerst van 1944 was voor Johan troosteloos. Hij had heimwee. Hoe was het in Engeland? Hij moest nog even volhouden. De geallieerde troepen kwamen elke dag naderbij, de bevrijding. Het liep tegen Pasen toen plotseling de bakker van de overkant van de straat 's avonds laat in de keuken stond en zei dat Johan vanavond nog weg moest. Er dreigt gevaar. Er wordt morgen een razzia gehouden hier in de buurt. Na afscheid genomen te hebben van de jonge familie ging Johan verkleed als boerenknecht met de bakker mee in het donker richting het oude kanaal naar Almelo. Zo werd Johan bij een boer in de buurt van Albergen ondergebracht, waar hij de bevrijding van ons land heeft meegemaakt. Het was 1946 toen er met de post een ansichtkaart uit Engeland met daarop "Thanks for all. God bless you... Johan" kwam.

Wim Schuurman

Afbeelding