Afbeelding
Foto:

Het is 1906 wanneer een 16-jarige jongeman uit het dorpje Maniagio in Italië naar Nederland komt om als terrazzo-werker zijn brood te gaan verdienen. Angelo Franceschina uit Maniagio komt wonen in Oldenzaal.

Wanneer de oorlog tussen Italië en Turkije gaande is wordt hij teruggeroepen om in dienst te gaan bij de Alpenbrigade. Maar begin 1917 is hij terug in Oldenzaal en start zijn eigen onderneming en maakt de terrazzo vloeren en trappen voor onder meer het ziekenhuis Heil der Kranken in Oldenzaal. De vloeren die nu nog liggen en ook trappen die toegang geven naar de kapel zijn door de Angelo Franceschina aangelegd in 1917. Angelo was een vakman en het is de Oldenzaalse architect Croonen die hem ontdekt en meerdere opdrachten doet toekomen. Angelo trouwt met Hermanna Derksen, ze krijgen 7 kinderen die allen opgroeien in de Oldenzaalse gemeenschap. De enige nu nog in leven is, is zijn zoon Francesco Antonio, roepnaam Cisco, geboren op 14 oktober 1927 om 9.00 uur. En het is deze 92-jarige Cisco die zijn verhaal over de oorlog en met name over de razzia op 25 oktober 1944 zich nog goed kan herinneren. Vader Angelo hield een kasboek bij en daarin schreef hij de klanten en de opdrachten die hij had uitgevoerd met daarbij de gemaakte kosten Zo staat in zijn kasboek: Oktober 1944. Werk alhier bij ziekenfonds 32 m² vloer, met holle plinten en dorpels f 330,- Dan stopt het met zijn aantekeningen in het kasboek. "Die razzia kan ik mij nog goed herinneren." Vader Angelo wordt samen met zijn zoon Cisco gedwongen naar het Heuveltje te gaan om te gaan werken in Duitsland. Er werd gezegd dat het nodig was om verdedigingswerken te gaan aanleggen en dat het werk zou worden betaald. Angelo schrijft pas weer in zijn kasboek op 02 mei 1945. Het kasboek na de bevrijding op 2 mei 1945: Werk voor Duitse klooster f 75. In die tussenliggende periode was alles onzeker, want toen heeft ook op die beruchte woensdag de 25e oktober 1944 de razzia plaats gevonden. De razzia die vele ouderen zich nog zullen herinneren. Wanneer een auto met daarop een luidspreker over de Ootmarsumse straat rijdt en bevelen roept, is het nog vroeg in de morgen. Op de hoek van de Glindestraat – Ootmarsumsestraat bij kruidenier Hommels op de hoek staan Duitse militairen met een machinegeweer. Er wordt omgeroepen dat mannen in de leeftijd van 18 tot 50 jaar zich moeten melden. Later wordt er omgeroepen dat het gaat om jonge mannen tussen de leeftijd van 17 jaar tot en met 50 jaar. "Dus was ik ook de klos", zegt Cisco. Angelo en zijn zoon Cisco worden beiden gedwongen zich te melden op het voetbalveld van Oldenzaal, het Heuveltje. We werden door Duitse militairen en Oldenzaalse NSB'ers in colonne gedwongen de weg te volgen via de straten die werden aangegeven. Dat alles onder bedreigingen en geschreeuw van de Duitsers. We hadden amper tijd om afscheid te nemen van moeder en mijn zus en mijn broers. Ze bleven achter. De overbuurmannen Pijnappel en Schievink en mijn vader en ik werden onder bedreiging afgevoerd. Overal op de hoeken van de straten stonden Duitse militairen die commandeerden en verwensingen naar ons riepen. De dagen ervoor waren er wel geruchten geweest, maar we hadden geen benul wat er zou gaan gebeuren. We hoorden dat de stad was omsingeld en dat niemand de stad kon verlaten. Wilde men vluchten dan werd er geschoten. Via de Molenstraat en de Bisschopsraat, de markt werden we als vee voortgedreven naar de Haerstraat naar het voetbalveld het Heuveltje. In de stad was het een sinister beeld, de winkels en de touwfabriek van Welling waren gesloten. Vrouwen en kinderen klampten zich vast aan hun mannen en zonen. Er was geschreeuw en gekrijs van huilende vrouwen en kinderen. Andere moeders en kinderen probeerden nog een laatste glimp van vader of zoon op te vangen. Heel angstig en angstaanjagend was het, de angst zat er bij eenieder goed in. Er probeerden nog een aantal mannen te ontsnappen, maar die werden weer snel door de Fallschirmjägers terug gedreven. Op de tribune van het voetbalveld stond een mitrailleur opgesteld, bevelen werden door de schallende luidspreker uitgesproken. De NSB burgemeester deed het woord. Maar de angst zat er goed in. Ik bleef zo dicht mogelijk bij mijn vader. We zaten op de grond en konden geen kant uit. Er was op het voetbalveld geen ontkomen aan. We moesten gehoorzamen en met dreiging werd ons duidelijk gemaakt, dat wanneer men poogde te ontsnappen we zouden worden dood geschoten. Met de geweren in de aanslag werden we in colonne naar de Enschedesestraat gedreven. Het begon al te schemeren. Het zou maar voor een aantal weken zijn, we zouden te werk worden gesteld om verdedigingswerken te graven. Via de Enschedesestraat en de Lossersestraat langs de spoorlijn werden we voortgedreven. De duister begon in te vallen en onderweg doken toch een aantal mannen uit de colonne en verstopten zich in de spoorsloot. Maar er werden er ook weer een aantal teruggedreven, toch wisten enkelen te ontsnappen. In Losser ontsnapten ook weer een aantal mannen, er werd geschoten maar of er iemand werd geraakt kon je niet zien. In Losser werd er halt gehouden en mannen die in Oldenzaal waren ondergedoken werden met de vrachtwagens bij de groep in Losser gevoegd. Lopend vervolgden we onze weg. Mannen werden ook in Losser samengedreven en te voet ging het richting Gronau. Ik kreeg in het Lager een baantje in de keuken, omdat ik nog jong was en niet al te groot. De dagen en nachten telden voor mij niet meer. Op een zeker moment en aangemoedigd door mijn vader vertrek ik uit het Lager en ga terug naar Oldenzaal. Eerst probeerde ik met een auto van het Rode Kruis die hulpgoederen had gebracht in Gronau mee terug te gaan, maar dat lukte niet. Vader had een adres in Losser waar ik eventueel zou kunnen overnachten. Het was een café dat langs de spoorlijn lag (dit blijkt later café Essenhuis te zijn geweest) waar vader een gootsteen voor had gemaakt. In dat café kreeg ik onderdak en de dag er op liep ik over de Lossersestraal terug naar huis. Overbuurman Pijnappel was ook al terug en Jan Kip ook. De oorlog was voor een jongen van 17 heel avontuurlijk.

We kenden geen maat, alles konden we doen. Gewaagd soms, soms heel gewaagd. Wanneer ik voor de kapelaan van de Drie-eenheid kerk naar het Duitse klooster moest om hosties te gaan halen, dan kroop ik achter de molen bij Reerink en snoepte van de ouwel gemaakte maar nog niet gewijde hosties. Ik was in die jaren geen lieverdje, een brutaal knaapje van 17 dat nergens bang voor was. Oorlog is en blijft voor mij toch het ergste wat ik in mijn rijke leven heb meegemaakt. Oorlog moet nooit meer gebeuren. Kom nog eens terug dan vertel ik over de bevrijding. Was getekend Cisco Franceschina.