Afbeelding
Foto: Shutterstock

De Tweede Wereldoorlog door Martin Meijerink

Mijn geboortehuis stond aan de Carmelstraat 13 te Oldenzaal. Daar op ‘t Kana heb ik mijn jeugdjaren doorgebracht. Wanneer ik terugblik is dat voor mijn verdere leven niet zo ongunstig geweest. De Carmelstraat, de Spoorstraat, Sparstraat, en de Lyceumstraat, de plekken waar wij destijds speelden en verbleven. Tussen de Hoge Eekte en de Lage Eekte bij de tuin van Ganzevles daar was gelegen de bediende overweg in de dubbele spoorlijn Almelo – Salzbergen. De spoorlijn, waar de internationale treinen soms vier keer per dag verbinding vormden tussen Oost en West. De verbinding van Kopenhagen en Moskou naar Hoek van Holland via grensstation Oldenzaal, was een internationaal bekende route.

De dreiging in Europa bracht met zich mee dat Joodse vluchtelingen op 25 juli 1939 in Oldenzaal door het vluchtelingencomité werden voorzien van eten en drinken, al voor men doorreisde naar Rotterdam voor de oversteek naar Engeland. Op 05 september 1939 was grensstation Oldenzaal landelijk nieuws. Twee treinen, een uit Parijs en de ander uit Berlijn, brachten de gezantschappen daar samen om tot uitwisseling van de leden van de gezantschappen van Parijs en Berlijn te komen. Op 15 februari 1940 kwam er een trein met 283 Britse zeelieden uit Duitsland aan. De restaurateur Masseur (later bleek dit een NSB‘er te zijn), droeg zorg dat de zeelieden in de derde klasse wachtkamer een maaltijd kregen geserveerd. Op 19 april 1940 kondigde de Nederlandse regering voor het hele land de staat van beleg af. De bevoegdheden van politie en militaire autoriteiten werden daarmee aanzienlijk uitgebreid. De Nederlandse samenleving en ook de Nederlandse Spoorwegen waren niet goed op een oorlog voorbereid. Op 24 augustus 1939 waren bij Koninklijk Besluit de spoorwegen reeds gevorderd. Het gewone treinverkeer werd grotendeels gestaakt en het materieel werd ingezet voor militair vervoer. Grensoverschrijdend verkeer naar Duitsland met lokale treinen bleef mogelijk. Het was een moeilijke tijd vol spanning en onzekerheden. Toen volgde op 10 mei de Duitse aanval op Nederland. Op het moment dat in de vroege ochtend van 10 mei de luchtlandingstroepen in het westen van het land neerstreken, was het in Oldenzaal op het station rustig. Maar deze rust werd plots verstoord toen nachtwaker Ter Grote alarm sloeg. Hij fietste de binnenstad in en riep dat de Duitsers Oldenzaal waren binnen gevallen. Ter Grote kreeg de schrik van zijn leven toen in de koppelboer de eerste Duitse pantsertrein voor het inrijsein stopte. Op het seinhuis was Gerhard Monninkhoff als seinhuiswachter werkzaam. Hij was verantwoordelijk voor het veilig laten vertrekken en binnenkomen van de treinen van en naar Bentheim. Ook bediende hij de spoorbomen voor de overweg Leemsteeg.

Sabotage op het station
Die bewuste 10 mei had Gerhard Monninkhoff nachtdienst. Door duidelijke voortekenen van een naderende oorlog was het NS-personeel gewaarschuwd om extra opmerkzaam te zijn als er zich bijzondere voorvallen voordeden. Meestal kreeg men op het seinhuis bericht vanuit Bentheim Dld als er een trein in aantocht was. De seinhuiswachter werd dan verteld welk soort trein er aankwam en op welk spoor de trein moest binnenrijden. Omstreeks vier uur hoorde Gerhard het geluid van een naderende trein. Gerhard had vanuit Bentheim geen bericht ontvangen, dus zijn conclusie was snel gesteld: “Stront aan de knikker”. Monninkhoff bedacht zich geen moment en gooide de wissels in een stand waarbij de naderende trein tegen het stootjuk vastliep. De Duitsers stormden op het seinhuis af en met het geweer op de borst werd Gerhard gedwongen de wissels om te gooien zodat de trein verder kon naar Hengelo. Maar de invasie-trein had wel ruim een uur vertraging opgelopen. Monninkhoff ging spoorslags naar huis nadat de trein was vertrokken. Het gerucht deed al snel de ronde dat hij een sabotagedaad had begaan. Het verdere verloop van de oorlog achtervolgde Gerhard Monninkhoff, met de gedachte dat hij elk moment kon worden gearresteerd. Ruim voor 17 september 1944 toen “de kinderen van Versteeg werden opgeroepen om onder de wol te gaan”, het teken voor al het NS-personeel om onder te duiken, was Gerhard met zijn zoon Henk en dochter Betsy naar de familie Olde Meute in Agelo gegaan. De overige familieleden werden elders gehuisvest. Zijn huis in de Leemsteeg werd bezet door de Duitsers. Na de oorlog zijn Gerhard en zijn gezin teruggekeerd naar hun huis in de Leemsteeg. Ze troffen er een puinhoop aan. Het huis zag er schandalig uit. Ik herinner mij als jongen van vier dat de Duitse trein, met daarop geschut, op platte open wagons richting Hengelo reed. De Duitsers zongen ‘Wenn wir Fahren’, en wij waren ons niet bewust van wat ons vijf jaar in de ban zou houden. Het treinverkeer was zeer intensief. Niet alleen richting het westen, maar later ook richting het oosten toen Joden en Sinti in goederenwagons werden vervoerd richting Duitsland. Jaren later besef je dat er weinig tot geen verzet is geweest ook niet van mij een jongen van amper negen jaar. Ook de Oldenzaalse bevolking reageerde nagenoeg niet. Wij hebben de Joden en Sinti zo maar laten gaan. Het enige wat wij uitspookten was dat we met een driekant sleutel een kastje bij de overweg open maakten, om een zekering los te draaien. Dan bleven de treinen staan voor het vertakkingssein bij de overweg Eekte ter hoogte van Ganzevles. Roepende en huilende mensen vroegen onze aandacht, maar de Duitsers die in het Carmel lyceum waren gebivakkeerd stuurden ons met de geweren op ons gericht weg.

Herinneringen aan mijn jeugdjaren
De Carmelstraat, Lyceumstraat en de Eekte waren de plekken waar we speelden en onze eigen gemaakte vliegers op lieten. Later werd dit door de Duitsers verboden. Het Kana was een buurt waar veel spoorfamilies woonden. Lampenist Jans Damink, ladingmeester Kistemaker, hoofdconducteurs Ganzevles, Morsink, Haandriksman, Achterbos, Van het Reve, en lampenist Krupers. Namen komen boven en gezichten op het netvlies. In die tijd had het dragen van een uniform een status. De Sparstraat en de Lyceumstraat waren de straten waar de mannen met de gouden knopen en de rode banden woonden. De arbeiders, machinisten en stokers, woonden aan de Prossinkhof of Achter het spoor. Ik herinner mij dat horden soldaten te voet en per trein naar en door Oldenzaal reisden. Herinneringen zijn er te over, maar wat mij het meest is bij gebleven en bij mij zo weer op het netvlies komt, is dat marechaussee Olde Hengel uit zijn ouderlijk huis werd gehaald aan de Lyceumstraat. Ik was in de elektriciteitsmast geklommen bij het huis van Willem Wekking aan het eind van de Carmelstraat. Mannen in zwarte leren jassen en donkere hoeden op het hoofd liepen rond. Moeder Olde Hengel greep zich vast aan de laadklep van de vrachtwagen en werd een eind meegesleurd. Met de geweerkolf stootte de Duitse soldaat op haar handen. Ze moest loslaten en viel ter hoogte van familie Brons op straat. De moeder van Johan van Benthem ontfermde zich over haar. Ik treurde dan ook niet toen ik hoorde dat de Herr Ortscommandateur van drie hoog uit het raam was gegooid vanuit de verdieping van het Lyceum. Hendrik Herman Johan Olde Hengel werd tijdens detachering bij Grempol Apeldoorn op 9 mei 1944 aangehouden door zijn korpschef, wegens het luisteren naar een Engelse radiozender. Mede door toedoen van zijn gewestcommandant werd hij gedeporteerd. Hij is van uitputting omgekomen op 10 augustus 1944 in het Arbeitserziehungslager te Lande bij Minden (Dld). Plotseling waren er ook razzia’s in de buurt. Stukadoor Toon Vogelzang (de vader van rijschoolhouder Jan Vogelzang en makelaar Tonnie Vogelzang), dook onder in de gewelven van de St. Antoniuskerk aan de Carmelstraat, waar koster en bloemist Antoon van de Zande voor hem zorgde. De oorlogsjaren waren niet de mooiste jeugdjaren. De school aan de Berkstraat en later de noodschool bij wasserij Engelbertink aan de Beatrixstraat naast garage ter Laak, kan ik mij nog goed herinneren. Deze jaren waren voor mij en mijn buurjongens, Bennie Wekking, Jan Vogelzang, Herman Kunne, Johan Damink, Martin Brons en anderen waarmee ik speelde, bewogen jaren. Jaren die veel in relatie stonden met de spoorwegen ook. Grote stoomlocomotieven trokken Duitse legertreinen naar het voor ons verre oosten en westen. Locomotieven van de NS serie 6300 en die van de Duitse Bundesbahn. Treinen vol met oorlogsmaterieel trokken van oost naar west. Maar ook treinenwagons voor vee, waarin mensen werden vervoerd. Later hoorden we dat het Joden waren. Geen benul of besef, niet wetende wat er zich allemaal afspeelde in en om deze transporten. Op woensdag 25 oktober 1944 werden mijn vader en broer Gerard met vele Oldenzalers gedwongen om verdedigingswerken langs de grens te graven. Ze werden op het Heuveltje aan de Haerstraat samengebracht. Vader werd overgebracht met mijn oudste broer Gerard naar Gronau en ze zouden worden ingezet in de verplichte werkverschaffing in Duitsland. Met behulp van mijn tante, Marie Pijnappel, vluchtte hij samen met mijn broer en was de rest van de oorlog ondergedoken. Mijn broer Gerard bij de familie Wigger in Beuningen en mijn vader bij Brooks Trui in het Brook, zijn tante van vaders zijde in het Borgsbos bij Denekamp. Wanneer je de verschrikkelijke gevolgen van deze oorlog overziet, besef je nu des te meer wat het betekent om vrij te zijn.

Op dat wij niet vergeten!
“De kinderen van Versteeg moeten onder de wol.” Dit codebericht was op 17 september 1944 het sein voor de spoorwegstaking die op dezelfde dag via radio Londen in duidelijker woorden werd geproclameerd. Maar toen dit laatste plaatsvond, was vader Versteeg, alias dr. ir. W. Hupes, op zijn onderduikadres al op de hoogte. Hij was de eerste die raad kreeg, om zijn kinderen onder de wol te doen. En zijn kinderen waren gehoorzaam. Deze proclamatie vond bij het spoorwegpersoneel goede weerklank. De spoormannen en spoorvrouwen hebben destijds een voorbeeld gegeven van discipline, onbaatzuchtigheid en vaderlandsliefde. Een Oldenzaalse stationsarbeider Jan J. Zorn geboren op 14 september 1917 te Menaldum in Friesland, woonde in die periode aan de Hengelosestraat in Oldenzaal. Jan J. Zorn dook spoorslags onder bij zijn familie in Friesland. Daar in de Friese plaatsje Menaldum pleegde hij samen met anderen verzet door het strooien van kopspijkers op de straatweg. Jan J. Zorn moest het met de dood bekopen. Hij werd samen met zijn vrienden Hans Goudsmid en Dirk de Vries gefusilleerd op 19 november 1944 in Menaan (Menaldum). In Menaldum is een gedenksteen geplaatst en in de hal van het station in Oldenzaal is een gedenkplaat ter nagedachtenis aan hem geplaatst.