Lompenkoopman (niet Hartog Löwenstein)
Lompenkoopman (niet Hartog Löwenstein) Foto: Bevrijdingskrant

Hattog met de lomp’nkoar

Een van de meeste markante en ook "schiemelige" figuren uit Oldenzaalse "jodenfamilie" was Hattog, officieel Hartog Löwenstein, van beroep "lompenkoopman". Hij woonde Kloosterstraat 32. Aan Hattog was het goede leven steeds voorbijgegaan. Met "ziene lomp’nkoar" trok hij door Oldenzaals straten. Schreeuwde naar anderen met stentorstem: ziene lomp’n op te ruimèèèèèè’’, zó hard dat horen en zien je verging, Hattog deed het kalmer aan.

Hoe zou hij uit zijn tengere lichaam ook zo’n gebruik hebben kunnen persen? Hattog was veel bescheidener. Vandaar ook dat hij het mikpunt was van spot en laakbaar gedrag. Kieperden kwajongens bij de Denekamperstraat zijn kar immers niet om? Gristen ze aan de andere kant van de stad de lompen niet van zijn wagen, enkel alleen om hem te plagen? En als hij huiswaarts keerde, vermoeid van het sjouwen en duwen, riepen ze hem na: "Hattog, snie mie ’n stuk van ’t gat of!!" Als hij opkeek zag hij lachende gezichten, waartegen hij geen verweer had. Nee, Hattog had het niet gemakkelijk in zijn leven. Weinig mazzel en veel sores. Tot 1927 was hij vrijgezel. En we zagen hoe Josef Meijer op "Brautschau" ging, en Betje Hofstede meebracht uit Noord-Holland (Uitgeest). Ze werden ogenschijnlijk een gelukkig paar. Nu moest Hattog voor zijn gezin zorgen. En hij deed het met dezelfde gelatenheid als voorheen. Zo was het leven immers? "Een leven zonder geluk is als een ongeslepen diamant" zegt een joods-Russisch spreekwoord, en geluk kun je niet afdwingen. Dat wist Hartog Löwenstein, en dat wist Betje ook. Bij regen, vorst en sneeuw, in weer en wind liep de lompenkoopman door zijn geliefde Oldenzaal en kocht hij hazen- en konijnenvellen, sorteerde hij vodden en bood geld voor wat afval en voor alles "wat doar zoal bie heur". Was er geen handel, dan bleef Hattog toch glimlachen en mompelde hij wat voor zich heen. Hattog hoorde bij Oldenzaal zoals Boeskoolstad bij hem hoorde. De ietwat zielige, bescheiden, tengere ploddenkoopman deed zijn ronde, zijn werk, zoals alle venters uit die dagen. Maar hij viel meer op, want zijn "handel" was opvallender. Wie loopt er nu plodden en lompen op te halen? Maar och, zal hij gedacht hebben, ook dat werk moest gebeuren. En dat was zijn taak in dit leven. Tot Jahwe het genoeg vond. Sindsdien mist Oldenzaal deze kleurrijke figuur, die opviel door bescheidenheid en eenvoud. Rein Heerink heeft de herinnering aan Hattog proberen vast te houden in onderstaande regels. Zij zeggen méér dan welke beschrijving ook.