Afbeelding
Foto: Bevrijdingskrant

"Aufmachen, aufmachen!"

In en rond Oldenzaal zijn joden gedurende de oorlogsjaren ook daadwerkelijk geholpen, opdat zij de oorlog en de mensenjacht zouden overleven. Onderstaand verhaal moge dit illustreren.

Aan de Hondeborgweg nr. 10, onder de rook van Oldenzaal bezat familie W.H.J. Ernst-van Straaten een grote woning met negen kampers (vroeger "het Hoongerpark van Triller" geheten). Via een relatie (een ambtenaar te Emmen) kwam er in de oorlogsjaren het verzoek enkele Joden te laten onderduiken. Zonder op de gevaren te letten werd er spontaan "ja" gezegd, al kon het uiteraard niet zonder een financiële tegemoetkoming. Dat werd geregeld. En zo kwamen, toen de duisternis gevallen was, de heer en mevrouw Polak en dochter Lenie (17 jaar) uit Amsterdam, in het jaar 1941 aan de Hondeborgweg. De heer Polak had een grossierderij in huishoudelijke artikelen gehad. Een broer van hem was met een zuster van zijn echtgenote getrouwd. En die hadden een zoon, Wim. Diens ouders werden gedeporteerd. Kennissen, de familie Vermey uit Amsterdam, zorgden ervoor dat Wim, 19 jaar oud, ook bij de familie Ernst kon onderduiken. Dat was in 1942. De onderduikers leefden vooral boven, maar de heer Ernst had op ingenieuze wijze een schuilplaats in de serre gemaakt. Dreigde er gevaar dan verdwenen de onderduikers in een ruimte onder de vloer, het vloerkleed ging erover, een tafel en stoelen werden erop geplaatst en een dochter schoof aan om het huiswerk te maken.

De verstrooide professor
Wim was doorlopend met boeken en studie bezig. Hij werd door de huisgenoten daarom ook wel plagend "de verstrooide professor" genoemd. Een zoon van de familie Ernst, die de arbeidsdienst in Drenthe ontvlucht was, dook eveneens onder bij zijn ouders, zodat er heel wat eten "zwart" bijgekocht moest worden. Eens kwamen er ’s nachts Duitsers aan de deur. "Aufmachen!" klonk het bars. De heer des huizes die niet zo gauw van zijn stuk te brengen was, opende een raam en snauwde terug: "Maj ik miskien miene boks an doon?" Zogenaamd boos smeet hij het raam dicht. Op deze wijze hadden de onderduikers tijd gewonnen om in de serre onder de vloer te verdwijnen. Gelukkig ging het gevaar voorbij. Men had de Duitsers gewoon een verkeerde weg ingestuurd, en nu wilden ze vragen waar de weg naar Hengelo was. Een andere keer kwam er een troep vrij jonge soldaten de moestuin binnenstappen. Vaak stond de heer Polak voor het ene raam uit te kijken en Wim voor het anderen, als er onraad was. Toen ze de soldaten ontwaarden ging het weer zo gauw mogelijk onder de vloer. Het bleek dat de soldaten putjes moesten graven, zogenoemde Einmannslöcher, waar men zich verbergen kon bij luchtaanvallen en dergelijke. Een andere keer was het erger. Een zestal soldaten werd ingekwartierd. De joden en de ondergedoken zoon moesten in een varkenshok van de buurman (die in vertrouwen genomen was) ondergebracht worden. Mevrouw Ernst deed enkele keren per dag of ze de dieren ging voederen. In werkelijkheid bracht ze de onderduikers, die in, op en onder het stro lagen, eten en drank. Gelukkig ging ook die crisistijd voorbij.

Eten….!
De voeding bracht de grootste problemen mee. Een tijdje kwamen er nog wat bonnen uit Amsterdam, maar al gauw moest er veel op de zwarte markt gekocht worden. Gelukkig was er genoeg melk in de buurt te krijgen, zodat men boter kon karnen. Vaak verhuurde de heer Ernst zich als boerenarbeider (de textielfabrieken van Gelderman waar hij werkzaam was hadden de poorten gesloten) en dan bedong hij in plaats van loon een schaap, enkele kippen of ander voedsel. Een spinnewiel werd voor 100,- gulden en 2 pond boter in Oldenzaal op de kop getikt. En zo konden de huisgenoten spinnen. De wol werd weer geruild voor etenswaren. Of ze werd verkocht, en dat geld werd voor eten uitgegeven. Uit angst voor verraad (verscheidene Twentenaren werden doodgeschoten omdat ze joden verborgen) wist noch Rossum noch Oldenzaal dat de familie Ernst hun levens waagden. Toen de bevrijding kwam en een boer in de buurt de hele geschiedenis vernam was hij zo onder de indruk dat hij onmiddellijk een mud rogge bracht! Er was nog geen elektriciteit, en de pastoor van de Antoniuskerk, die er ook van hoorde, zorgde voor kaarsen en hij preekte over menslievendheid en de offerbereidheid van sommige dapperen vanaf de kansel. Wim Polak, de "verstrooide professor", bleef nog drie maanden na de bevrijding bij de familie Ernst. Toen pas ging hij terug naar het westen. In de jaren zeventig werd hij burgemeester van Amsterdam.