De Talmoed
De Talmoed Foto: Shutterstock

Orthodox

Rond de eeuwwisseling woonde er in de Bisschopstraat een zekere Adolf Krukziener, die pettenfabrikant was. De naam 'Krukziener' is, aldus de heren Corwin en B.J. Hekket, afgeleid van de Poolse plaatsnaam 'Krotoschin'. Volgens de heer H. Boers, die eveneens in de Bisschopstraat woonde en een zaak in herentextiel en -hoeden had, was deze Adolf zeer orthodox.

Volgens de Talmoed (boek waarin al de aanvullingen op het Oude Testament staan die het maatschappelijke, burgerlijk en godsdienstig leven der Israëlieten regelen, inclusief het civiele recht, het strafrecht, het huwelijksrecht, de spijs- en offerwetten etc.) mag een jood op sabbat feitelijk geen geld op zak hebben. Deze Dolf Krukziener vond echter op zaterdag een dubbeltje. Veel geld in die jaren. Wat deed hij? Hij legde het onder de marktsteen en wachtte tot de "sjabbes” voorbij was. Toen pas bracht hij het dubbeltje huiswaarts!

De familie Hedeman
In één van de kleine huisjes aan de Hofmeijerstraat (op nummer 2), net naast café 'Heininks-Betske', woonde Debora Julia Hedeman met haar moeder. Bora werkte op het postkantoor. Ze was in Ootmarsum geboren op 8 augustus 1901. Vader Hartog Hedeman stierf in 1928. Haar moeder, Berta Zilver-Smit, geboren in 1862 te Ootmarsum, verhuisde in het sterfjaar naar Oldenzaal. In de oorlogsjaren had de Boeskoolstad een NSB-burgemeester, die ook uit Ootmarsum kwam, in 1906 geboren werd, en dus Bora nog als meisje kende. Ook toen hij secretaris der gemeente Ootmarsum was stond hij nog wel in contact met de familie Hedeman. Toen het menens begon te worden met de deportaties heeft hij Debora opgezocht. Hij beloofde haar onmiddellijk bericht te sturen als ze op een lijst stond. Tevens bood hij aan voor een onderduikadres te zorgen. Maar Bora weigerde, omdat ze haar oude, zieke moeder niet alleen wilde laten. Toen de oude vrouw toch niet aan deportatie ontkwam dook Debora onder in de buurt van Winterswijk. Ten gevolge van verraad viel ze toch nog in Duitse handen en overleefde ze de oorlog niet.

Logement
In de Hofstraat (nummer 4) woonde de weduwe M. Duèszny, geboren Zagacker. Zij zette het volkslogement van haar man voort. De 'herber' heette in de Oldenzaalse volksmond 'Hotel luis-aan-de-kettin'. Dit sloeg op het feit dal de bewoners ook ontluisd werden! Vele joodse volksverhuizers en marskramers kregen hier een tijdelijk onderdak. 'Oons Dien' (zo werd mevrouw Willemsen steevast in de verhalen genoemd) diende voor de oorlog bij de familie Goudschmidt. Hij was directeur-generaal bij de Bijenkorf, een zeer hoge positie, en was zo’n beetje de grote "baas” over de vestigingen in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. De familie woonde in Amsterdam, Lairessestraat 16. En daarvoor in Blaricum. Toen de Duitsers hier de lakens uitdeelden moest uiteraard al het goud "verdwijnen”. En wat was er nu veiliger dan het landelijke Oldenzaal, waar mevrouw Willemsen vandaan kwam? Zij nam het mee en het ging de grond in bij de familie Loves (Thorbeckestraat). Plotseling, in het oorlogsjaar 1941, stond er een hoge officier op de stoep bij de familie Willemsen. Het bleek dat 'oons Dien' in de beruchte 'Koepel' zat (gevangenis), samen met het overige personeel van de familie Goudschmidt. Een chauffeur was NSB'er en had de zaak verraden. Het personeel, inclusief mevrouw Willemsen, werd door de Sicherheitspolizei verhoord. En natuurlijk sloeg er iemand door. Zo leidde een spoor naar het grensstadje Oldenzaal. En daarom stond er een hoge officier op de stoep bij de familie Willemsen, in de Glindestraat no. 1. De heer Willemsen stond niets anders te doen dan de schouders op te trekken en zich dom te houden. Hij wist nergens van. Maar misschien kon zijn zwager iets vertellen? De heer Willemsen moest tijd winnen, en dat was de enige mogelijkheid. De officier nam er voorlopig genoegen mee. Hij zou ’s middags terugkomen. En dan moest de zaak 'geklärt' zijn! Sonst.... Sie wissen ja? Zwager Loves werkte bij de fa. Gelderman. Hij werd uit zijn arbeid gehaald en met de zaak geconfronteerd: goud van joden,.... verstopt.....de Duitsers weten alles.....hoe loopt dat af? Wat doen we? Er was weinig anders te doen dan het goud opgraven en het de Duitse officier ter hand te stellen. Dan liep de zaak misschien met een sisser af. Wisten zij veel dat dat goud van joden was? Ja, zo moest het. Anders zaten ze binnenkort zelf in de Koepel. Maar de heren Willemsen en Loves moesten geen Boeskolen zijn om niet gauw een gouden horloge, achterover te drukken”. Dat werd - na de bevrijding - aan de familie Goudschmidt, die overigens in de Verenigde Staten woonde, teruggegeven. De familie was zeer blij met dit horloge. En de families in Oldenzaal kregen een dankbare brief.