Paard in de oorlog naast een kapotgeschoten tank.
Paard in de oorlog naast een kapotgeschoten tank. Foto:

Een magazijnbezoek is steeds lonend

In de Spoorstraat op nummer 1, waar nu de Beatrixstraat op de Spoorstraat uitkomt, stond de villa van de familie Muller. Een grote tuin lag aan de straatkant. En het huis waar garagehouder W. ter Laak woonde, en waar nu de heer Van der Perre een radiozaak exploiteert, bezit in de rechtse zijmuur nog een prachtige Davidster.

Na de oorlog is het woonhuis van Nathan afgebroken en bouwde de heer H. Reef hier een huis met de naam "het Heukske”. Deze Nathan Muller grossierde in zadels, lederwaren en bijbehorende attributen. De heer G. Walter uit Enschede bezit nog een catalogus met prijzen en het handelsmerk: "Steeds Vooraan”. Daaronder de letters W.M. te O. In die catalogus stond ook het zinnetje "Een magazijnbezoek is steeds lonend. Aan particulieren wordt niet verkocht”. Maar hij was een veel te goede zakenman om dat te menen. Elke particulier kon elk moment van de dag alles bij hem kopen. Tenminste, als hij je mocht. Want hij was een vat vol tegenstrijdigheden. Een ondernemer wiens knecht was weggelopen voegde hij rustig toe: "Zo, noe bi’j weer alleen, nich? Eigen skuld. Want bie die wil nog ginnen hond werk’n.” Maar evenzo vrolijk gaf hij een andere ondernemer die ziek was geweest een wandelstok met een verzilverde knop. Gratis. En hij wenste hem beterschap en goede gezondheid. Hoewel hij goed met pastoor Tolboom van de Antoniuskerk, als het ware zijn overbuur, overweg kon, moest hij van katholieken niet veel hebben. En hij discussieerde graag over het geloof. Maar anderzijds had hij bijna alleen katholiek personeel. De vraag rijst: "Waarom?” Dat heeft hij zelf eens, in een open bui, uiteengezet: "Umdat katholiek’n eerleker sind. Dee mot ni biecht’n. Doarum nemt ze nich zo gauw wat vot van aandere leu!” Overigens kon zijn echtgenote, Helena Muller-Aschoff, buitengewoon goed overweg met haar personeel. Men had het er goed en men wilde de betrekking voor geen geld kwijt. En als kinderen huishuur kwamen betalen kregen ze steevast een stukje chocolade. Nathan was geboren op 27 april 1876 te Oldenzaal en hij had vijf kinderen. Eén zoon heette Albert, advocaat te Enschede. Hij kwam op 14 oktober 1941 te Mauthausen om het leven en was toen 31 jaar. Een andere zoon, Leo, was invalide, maar hij kon als apotheker aan de Oldenzaalsestraat te Enschede goed zijn kost verdienen. Ook hij stierf in een concentratiekamp. Verder behoorden tot het gezin drie dochters, die in Limburg onderdoken en de oorlog overleefden. Sara Fanny Emma Anny, geboren 23 februari 1915 (getrouwd mei E. Huisman), Aaltje Lina Mina Elisabeth, geboren 22 december 1916 (getrouwd met S.H. Frankenhuis) en Roza Elia Henriette Helena, geboren 11 maart 1925 (getrouwd met Ph. van Straten). Praktisch elke morgen stond de heer Muller wel in zijn tuin, als een veldheer zijn bezit overziend. Als hij zijn fruitbomen, pony’s, eenden, ganzen en kippen bewonderd had, liep hij zijn werkplaats in om het personeel aanwijzingen te geven. In die werkplaats stond een opgezet paard, dat prachtig opgetuigd was. Nathans zoon Albert, advocaat in Enschede, was niet alleen een goed voetballer (hij speelde in het tweede elftal van Sparta, het latere v.v. Oldenzaal), maar hij was ook lid van een hulporganisatie die gevluchte geloofsgenoten hielp. Die organisatie smokkelde onder andere Joden "aower de greune grens” en men zorgde ervoor dat de vluchtelingen in een opvangcentrum kwamen, halfweg Denekamp, in een schuur van de familie Voetberg. Als ze wat op adem waren gekomen kreeg de heer (Willem) ter Laak een seintje en hij bracht hij hen een auto naar Enschede, naar een huis in de Walstraat. In de Boeskoolstad gaan nog vele, vele verhalen rond over de legendarische heer Muller. Sommige geven een goed inzicht in de verhoudingen van die dagen. Zo kenden bijvoorbeeld de oude heer Reef en de heer Muller elkaar al vanaf hun jeugd. En ze konden goed met elkaar overweg. Ze hadden beiden een hond en ook die mochten elkaar wel. De heer Muller placht dan ook spottend te zeggen: "Christenhonden en jodenhonden bijten elkaar niet!” Humor op het randje van de zelfspot. Toen het pakhuis van Nathan aan de Beatrixstraat in 1979 werd afgebroken, heeft de heer H. Reef een steen met het opschrift "Nathan Muller, 1895” als aandenken meegenomen

Nathan en Toon Borghuls
Toon Borghuis, onderwijzer aan de vierde klas van de Radboudschool aan de Nagelstraat, bekend dirigent en folklorist, had bij de Scholtenhoeklaan een tuin, waarin hij vele uren voor ontspanning doorbracht. Op een goede dag kwam Nathan aangewandeld, deftig in de kleren, wandelstok met zilveren knop in de hand en getooid met een gouden horlogeketting die uitbundíg op zijn buik danste. Bij meester Borghuls aangekomen zette hij zich in postuur en vroeg: "Wat pot ie doar, Borghoes?” Nu was de aangesprokene bezig stokbonen te poten, die in de volksmond "jödd’nboonn” genoemd worden. De heer Borghuis bedacht zich geen moment en antwoordde: "Wa’k daor do, Muller? lk pot oe-leu-boonn’!” Nathan keek hem aan, tikte aan de hoed en wandelde verder. (De heer Corwin van de Bentheimersraat sprak overigens altijd van "ons-leu-boonn”, als hij stokbonen bedoelde!)